Dichter

In het voorjaar van 2023 deed ik een poëziecursus van ILFU bij Ingmar Heytze. In het najaar deed ik een vervolgcursus. Sindsdien schrijf ik gedichten. Op deze pagina zijn ze te lezen.

Gedichten 2025

Wie zit er aan mijn tafel
drinkt mijn koffie
eet de stroopwafel die ik
bewaard had
voor als ik dacht,
ik heb zin in een stroopwafel?

Is het een vrouw,
of zou ze vrouw willen zijn?

Van welke voetbalclub, speurtocht
gezonde lunch, meidengroep, foto-shoot, binge-night
van welk pretpark, blotevoetenpad, regenwoud
heeft ze zich losgerukt?

Waarom is ze prikkelbaar en luid?

Ze is zo kattenhater, zo joelend in het gangpad
zo met sokken in bed, zo kruimels,
in mijn bed, in haar bed,
haar werkplek, slaapplek, leeshoek
geen spelletjesplek, want ze houdt niet van spelletjes
vooral niet van spelletjes op blote voeten

Voor haar geen gras tussen haar tenen
en zeker geen zand
liever modder dan zand

Ik wil haar wegdragen, wegblazen, omver huilen

Ik wil op adem komen
om haar verhalen met de walm van buskruit
niet te hoeven opsnuiven
en zeker niet te kussen

Want alles ging niet voorspoedig
Want het gif gaat er niet uit in de wind

Dus zeg ik haar, of hem, als het toch een man is:
trek het land in
zoek het water want dat loopt altijd weg

Blijf schreeuwen tot je je eigen botheid ruikt
je eigen vrieskou voelt
die als zure melk uitvloeit
op je slappe tong

Spring polstokhoog met terugwerkende kracht
over een grote boog

Zoek voor je neerkomt naar mensen die je misschien kent
met hun schoenen en hun slippers en hun natte regenpakken

De kloof is smal en de stilte perfect
om doorheen te zakken

Schilder een vermolmde eik voor je vragen
en verstop stomme klinkers in het voegsel tussen de stenen

Let niet op de houdbaarheidsdatum

Kom dan als het tijd is
door de achterstraten naar de drinkplaats

Bleep bleep
van pak bleep naar zak bleep naar rol bleep
naar bleep
naar bleep bleep bleep bleep
bleep boodschappenbriefjes
briefjes om de honger te stillen
briefjes voor zin in chocola
verkreukelde briefjes en briefjes
voor ‘dat verkopen we niet’ bleep bleep
Bij wie hoort dit grote briefje?
en het gescheurde?
Wie is op zoek naar groene groei?
Van wie is dit calorieënbriefje?
Zoek zoek zoek door de paden
Van wie stroomt het mandje over
met aanbiedingen?
Niet bleep bleep voordringen!
In welk karretje proppen we krijsende kinderen?
Waar laten we de overdaad?
Waar is de snelste rij?
bleep bleep bleep bleep
Niet knijpen in de is-dit-een-knapperige korst
Weet iemand waar de melk staat!!
Hallo, zijn er nog eetrijpe avocado’s?
Dit briefje mag wel weg toch?
En die rotte peren?
Niet rennen door de paden!
Bleep, de bewakingscamera’s!
Wie wil een kar vol rijp en groen?
Wat is er mis met mijn bak vol boterkoek?
Kijk naar je eigen spruitjesgeur
en zeur niet of je kar met appels gaat omver
U zocht toch appelmoes?
Doet deze flessenbon het nog?
Ik wil geen zegels
Ik spaar niet voor roze handdoeken.
Geef me nou maar gewoon het bonnetje bleep bleep

Ik zeg toch ja?
Je kunt wel zeggen dat ik nee zei,
maar ik zeg toch ja?
Je wilt het gewoon niet horen
maar ik zeg ja
J + A = JAAAAA
JA JA JA JA JA
Ik sta echt in vuur en vlam
Ik ga er helemaal voor
JAAA
Hoor je
JAAA
het is m’n diepste wens
Ik kan het niet meer voor me houden
Ik zeg toch ja?
Ik weet toch dat het nu moet
dat dit het moment is
Ik zeg ja
Ik zei toch dat ik het goed vond
leuk vond
fantastisch vond
een briljant plan vond
Ik zeg toch ja?
Je weet toch dat ik het meen
Ik zeg Ja!
Ik kan niet wachten
m’n geduld raakt op
Ik zeg ja
Het bruist in m’n lijf
ik wil, ik wil
alles in mij zegt ja
Ik zeg toch ja
Ik zeg JA
Ik ga ervoor
JAAAA

Ik wil geen racefiets
En zo gaan de wieken

Ik mis een afslag
dan gaat de wekker

Ik gooi hoge ogen
Het geluid draagt verder

De verte is dichter
Het licht aan het eind

De tunnel is eindig
Mijn hart in mijn keel

Mag ik een kuil graven
op de plek waar ik niet meer ben?

Een kuil
voor de tas met sleutels
van alle huizen met beelden van de tijd?

Mag ik een kuil graven
voor de pleisters op oude wonden
en het leed van de geschaafde knie?

Mag de kuil diep zijn
voor een stemvork die altijd zuiver zingt
voor stiften die alles willen markeren
en voor m’n roze bril?

Mag ik de kuil volgooien
met oude programmaboekjes
gescheurde bonnetjes
kortingkaarten, museumkaarten
en m’n roze rijbewijs?

Mag het opvouwbare tasje erbij
met gebroken pepermunt,
kleffe snoepjes, die ene oorbel
en m’n roze lippenstift.

En als alles verborgen is in stilte
mag ik dan op de zevensprong
kiezen voor een nieuw verhaal?

In zachte verborgen nissen
de glanzende glazen dronken
we slokje voor langzaamslokje
want de tijd
de tijd, hij drong

En we proefden de dorstige lippen
en we voelden de warmte
van de verlichte straten ver verwijderd
van waar we niet wilden
nog niet wilden
want de bloemen omarmden ons
en onze glanzende ogen
omringd door andere levens
andere glazen, andere geuren

En nu de bloemen zijn vernieuwd
de muren geslecht
de nissen verdwenen
weten we
hoe we winter en zomer dronken
weten we
dat dat toen was
en goed

Ik ben m’n naam
Ik ben veelkleurig
Ik ben doordacht
Ik ben moedig
Ik zing
Ik ben gevoelig
Ik ben dichter
Ik ben sterk
Ik ben hoe ik heet
Ik ben de rommel die ik opruim
Ik ben de bloemen op de ruiten
Ik ben het meisje in de ruimte
Ik ben de kleur van de dagen
Ik ben het raam
Ik ben snel
ik ben een kijker
Ik zing altijd
Ik ben de naam van voormoeders
Ik ben bewoner van een plek
Ik strooi met blikken
Ik ben het gezang op het tuinpad
Ik ben een vechter
en ik strijd
onstuitbaar

We zouden een tocht maken
langs weiden en stromen en bossen

De tocht was lang
en mooi

Onze benen zuchtten niet
en de vogels hinkelden op één poot

Onze gedachten verkruimelden
we jongleerden met kleuren
en knipten blauwe bloemen
met onze vingers

In de verte rinkelden glazen
ons naar de zoete wijn.

Hoe in de stad
je je fiets maar niet kwijt kunt
en je zoekt en je zoekt
naar een paal

Hoe je toch nog een paal vindt
die net te ver weg is
want de fiets is onbuigzaam van staal

Van getrek en geduw
en van fietsen die vallen
en van driftig en woedend gesjor

Hoe voldaan je je voelt
als het slot om de paal zit
en van boosheid verdwijnt ieder spoor

Haar haren warrelen om haar gezicht
de ogen bedekt

Onrustig schuift ze door een doolhof
vol halve en hele skeletten
van verstrengelde fietsen

Huilt ze?
Heeft ze haast?

Ze trekt en rukt aan onwillig staal
raakt steeds meer verstrikt

Wie haalt haar uit de knoop?
Wie streelt haar warrige haren?

De laatste tante sterft
ontvangen en geboren
in zonde
Zwarte ruggen in de banken
belast met een vraag
Aanvaardde zij het offer
van de liefde?

Ik zoek het licht
muziek die dartel danst
Ik maai door zware klanken
naar een open raam

De zoon spreekt
ontvangen en geboren
als neef
over het verdriet van zijn moeder
het gemis van haar broer
mijn vader
te jong gestorven

De aarde beeft en schokt
door mijn voeten, mijn hart
door mijn diepste wezen

Nooit resoneerde dit verdriet,
zo lang verankerd
in een zo onbeheerste
snik
over gedeeld gemis
gedeelde liefde

Nooit werd ik zo verlicht
zo blij bewogen

Hoeveel deuren kun je openen en sluiten
in een leven
vol verwachting
want achter elke deur is alles nieuw
en mooi en goed
maar niet
als de kinderen in de nieuwe klas
je geen hand geven
in de kring
bij het spel
maar je hebt géén wratten
en je bent níét vies
en je kúnt hard rennen
maar de bank naast je blijft leeg
en de júffen kiezen wél voor jou
het slimme kind
dus je zwijgt

Hoeveel deuren kun je openen en sluiten
in een leven
vol verwachting
want achter elke deur is alles nieuw
en mooi en goed
maar pas
als je je stilte hebt weggezaagd
om te passen
en te belanden
in de kring van
drukke vrolijke studenten
die je een hand geven
die je meenemen
die met je lachen
die met je dansen
en je groeit en bloeit

Welke deuren blijven gesloten
in een leven
vol verwachting
want achter de deur van het huis van de liefde
leek alles nieuw
en mooi en goed
maar er was geen ruimte
voor je groei en bloei
dus je zweeg
en je kracht nam af
en je kleur verdween
en je voet liep vast
en je hand gleed weg
tot je vocht en zocht
en alles wat je lief was
door de gaten trok
naar een nieuwe deur

Hoeveel deuren kun je openen en sluiten
in een leven
vol verwachting
want achter elke deur is alles nieuw
en mooi en goed
maar pas
als je groeit en bloeit
want je bént geen zwijger
en je móet wel stromen
naar de kleuren
naar de lucht
en je drijft steeds hoger
op je eigen kracht
je dragende kracht
en je lacht en je lacht
en je lacht

Hoeveel deuren kun je openen en sluiten
in een leven
vol verwachting
want achter de deur waar alles nieuw is
en mooi en goed
zwijg je als je wil zwijgen
lach je als je wil lachen
schilder je muren zonder kleuren
want er zijn geen schotten
en je struikelt niet over drempels
en de hindernissen zijn
geen belemmeringen
en je durft met losse handen
in vrije kringen
want achter de deur waar alles nieuw is
en mooi en goed
staan alle deuren open

I

Rondgeboord sleutelgat
duidelijk dichtgekit
ongestoord kijkende
gluurder gefopt

Zeventien lachende
onvermoeidgierende
vrolijke kinderen
snel zich verstopt

II

Zomerblauw vogeltje
waterig zonnetje
lieflijke lentelucht
kom er maar aan

Kleumende rillende
koudeverachtende
dappere vogelaars
blijven blij staan

I

Toen hij koperdraad om zijn hoofd draaide
opende zijn kleurrijke geest
de werkplaats van zijn hersenen
en verstreek de elektriciteit

II

Onverschillig luisterde de avond
naar de vragen van de knuffels
in de slaapkamer
tot het zolderraam zachtjes
antwoorden fluisterde
die ontsnapt waren
uit de dromen van de jongens

Mijn zomertijd. Mijn eigen land
De steigerbouw. Als klauterkat
De takkenhut. Het foute kleed
De drollenplank. Hun overkant
De brede sloot. Mijn korte sprong
Mijn sok met sop. Mijn stampgestap
Mijn kous gedroogd. Mijn blozend hoofd
Geen boze stem. Mijn olijk oog

Zij heeft haar hart, haar stem, haar plan
en dit is het moment

Vanuit haar diepste bron blaast zij haar adem aan
Haar hart loeit op tot alle woorden vloeien
in een rivier van vlammen, vonken, vuur

Met vaste greep en ferme zwaai
slaat zij de stugge taal tot zinnen
Ze rekt, ze buigt, ze last, ze ponst
tot alles sissend stolt
en uit de macht van slag en stoot
haar stalen kracht ontstaat

Je neemt een persoon 
en stuurt hem op pad
Je geeft geen aanwijzingen
alleen zand
in een kofferbak

De kofferbak heeft geen wieltjes
wel een rits

De persoon opent de rits,
zoekt een strik
en vindt een geurzakje
Dit is geen aanwijzing

De geur is onbekend,
en veroorzaakt buikpijn
Dit is een aanwijzing

De persoon denkt
aan roze gebakjes
en krijgt buikkramp
Een duidelijke aanwijzing

De persoon duikt in de kofferbak
en vindt zandgebakjes
roze

Het was de dag van de zonsverduistering
de halve
zonsverduistering

Er waren verwachtingen
over sluitende bloemen
over vogels zonder zang
over een wereld die wegzakt
in duisternis

En geen mens die wist hoe het verder moest
En geen mens die streed tegen onrecht

In de tuinen bestrooien kinderen
muren met vrolijke kleuren
en de violen zijn stralend oranje

Want de dag is nog jong
en de trein volgt het spoor
en hij gaat met haar en zij gaat met hem
en ze lachen
en dromen hun lied zonder scheuren

Ik wil alleen
even zeggen
dat ik je ruiten heb ingegooid
die je zo stralend had gewassen
om de toekomst te zien.
Vergeef me
ik wilde niet dat je je blind staarde

In de kamer staat een bed. Op het voeteneind een meisje, duim in haar mond, ogen op haar moeder. Vanochtend huppelde ze nog neuriënd de keuken in, zoals elke ochtend, maar ze werd weggestuurd door een vrouw met een wit schort en een wit mutsje.

Sindsdien zit ze hier en zijn alle woorden uit haar hoofd verdwenen. Haar lijfje zit strak en haar buik is beverig. Alles is stil en roerloos. En niemand zingt in de keuken. Ze wil aaien over de deken, stilletjes zingen, woordjes fluisteren, maar alles in haar zit vast.

In de verte huilt zachtjes een baby.

Er is geen context
Er is geen verhaal
Alleen een jonge vrouw
en verdriet

Niemand weet
waar ze vandaan komt
waar ze naar toe kan
waar ze naar toe wil

Geen richting, geen doel
Geen oorzaak, geen gevolg

Niemand hoort bij haar
Niemand volgt haar
Niemand mist haar

Er is een scherm
Een lichtend baken

Haar vingers stellen vragen
Wie ben ik?
Wie was ik?
Wie word ik?
Hoe moet ik?

Haar ogen lezen zinnen
die haar troosten
die haar optillen
die haar verlichten

die haar houvast geven?

Er is geen context
Geen verhaal

Alleen een jonge vrouw
en digits op een scherm

Gedichten 2024

Ik zoek het verborgen pad
waar ooit mijn voeten liepen
gewikkeld in het leven

De weg is ruig
en kan wel een knipbeurt gebruiken
de bloemen zijn gedurfd

Het pad fluistert vergeten geluiden

Ik struikel over een stille bocht
die de lonkende richting verbergt

Ik zoek de plek waar ik kan blijven
alsof dat de bedoeling is

Het verborgen pad duizelt mij

Geuren spelen verstoppertje
met mijn herinneringen

Het pad is in gedachten verzonken
tot het me voelt
en voert
naar de plek waar elke stap is
als een zoete omhelzing

Al die tijd
net buiten bereik
slechts stappen verwijderd

De volgende ochtend
hangt ze warrig rond
scrollt zonder blik
weet niet meer wie ze was
en wat ze deed
daar in die kroeg
in haar jurk
met gele strepen
toen ze
nog niet was opgesprongen
zich nog niet nat had laten regenen
nog niet door en door koud was
zich nog niet had afgevraagd
waarom ze daar zat
toen ze
nog niet verblind was
door wilde tranen
nog niet had berekend
hoe snel ze weg kon rennen
van haar date

Ik wist dat ik hen kwijt was
toen ik de draden uit het verleden voelde scheuren

Want toen ik mijn handen opende
om de nieuwe geuren te delen met wie mij lief waren
overgoten ze alles met gif

Die dag verstomde ik
want alles wat ik kende keerde zich af

En toen ze wegliepen
en niet omkeken
zwart maakten
wat niet hun keuze was
toen ze zonder mij
door andere ramen keken
en zwegen

trokken de barsten
door de oude verhalen van mijn jeugd
en zocht ik m’n eigen uitzicht
voorbij de holte van mijn gemis

DAGLICHT

Uit chaos van lakens en
voorgevoel opgestaan, gordijnen
open, de radio aan, was
plotseling Scarlatti
heel helder te verstaan:
Nu alles is zoals het is geworden,
nu alles is zoals het is
komt het, hoewel, misschien
hoewel, tenslotte nog in orde.

Judith Herzberg

DUISTER

Toen het niet in orde kwam
alles toch niet, zeker niet
toch niet bleef zoals het was
toen alles vooral anders werd,
klonk de bekende dichter stilaan
meer omfloerst
en met de nasmaak van
slecht geluid en verduisterde ramen
de lakens strak over me heen getrokken.

Kom binnen in ons kasteel aan zee
voel de storm uit de vier windstreken
luister in het licht van de nachtlantaarn
naar de vrouw van jade

Haar armen bewegen in de wind
haar ogen liegen niet
haar hoofd danst met de stemmen
die duizelen door haar haar

In haar geest slingeren
duizenden verhalen
langs sluikse paden

zoveel voetstappen
zoveel richtingen
zoveel stromingen
zoveel kleuren

Zij vindt haar weg

Haar voeten struikelen niet meer
over knoesten
takken
wilde kruiden

Ze omhelst de sporen
en de zijsporen
die ritselen in het gras

Volg haar blik
gericht op haar eigen klank
en luister
in het licht van de nachtlantaarn
naar de dans van haar stem

Toen de bus niet meer kwam en de avond snel viel
was er niets dan muziek in hun hoofd
Zie ze staan met z’n twee, in het licht van de maan
met het zwart van de nacht om hen heen

Samen staan ze daar stil tot het meisje zacht zingt
en de klank van de jongen zich mengt
Hoor ze hummen het lied van de vloeiende traan
in de kou, steeds wat vaster van toon

En als na een uur, toch de bus nog verschijnt
wordt het snel weer heel stil in de nacht
De echo van Dowland ijlt na op het plein
als de bus snel verdwijnt in de bocht

En toen ze eindelijk
na gezeul, gezoek, gedraaf, gedraal

En toen ze eindelijk
na mailen, bellen, uitstellen
vertrekken zou
naar het huis

Vertrekken zou
naar het oude huis

Vertrekken zou
naar het oude huis aan de rand van het bos

Stond daar
opeens, zomaar, onverwacht

Stond daar
ineens, plotsklaps en zonnig
haar jonge moeder voor het raam te zwaaien
en vond zij geen woorden
maar kalme verwondering

Steeds wil ik naar die warme groene zomers
Bladeren zacht wuivend in de wind
De verre klanken van een spelend schoolplein
Fietsen onzichtbaar zoevend langs de heg

Ik loop een plukkend rondje langs de planten
Mijn thee wordt eenzaam koud achter een struik
Geuren van bloemen, gras, m’n nieuwe shampoo
Mijn hand slaat naar gekriebel op m’n kuit

De grasmat lonkt, ik geef me eraan over
De zon strooit warme stralen op mijn huid
Zweet drupt en prikkelt op m’n lippen
Ik voel, het is hier goed, hier ben ik thuis

Ik wil hier uren, uren blijven liggen
Dus stop de klok, het is nog lang geen tijd
Dit is mijn plek, hier proef ik alle geuren
Hier ben ik kalm, hier rust het leven uit


Zie haar in het zonnige land
aan de rand van de zee

Zie haar proeven van het zout van zijn lippen
die nog ruiken naar de donkere uren
waarin ze verdronk
in het zeegroen van zijn geest

Zie hoe krachtig
zij doorzichtig is

Gedichten 2023

Blaas woorden naar oren
die luisteren
Laat ze kleven aan lippen
die drinken
van beademde spiegels
Proef de vallende klinkers
en spuug een muzikaal koord
van zuivere tonen
rond stiltes
Laat klanken buitelen
in een onmetelijke bron
en kies de toonhoogte
waarin je thuis bent

Hij stelt de schroef, bepaalt de passerboog
hij zet de afstand vast en navigeert
scharniert bewust
vanuit zijn plaats van oorsprong

Nu eens de lijnen kort, de hartstocht groot
dan weer de voerstraal wijdbeens uit het zicht,
leeft hij zijn vrije leven zonder haar
in losgetrokken cirkels

Vanuit haar hoek kan zij niet manoeuvreren
ze leeft haar leven stil
en wacht
tot het moment
waarop de schroefdraad trekt
hun cirkel sluit
alles in haar gaat stromen
en haar geheim verdriet voor later is

Er klopt te lang geen bloed meer in het stelsel
ze hoort al dagen niets
ze weegt haar hoop
haar vrees
grijpt om zich heen
stikt in geheime woorden
en spat uiteen door onbeheerste pijn

Ze voelt geen lengte, breedte meer of hoogte
ze is haar middelloodlijn kwijt

Op eindeloze sporen zonder anker
wankelt ze
leeg
en heel alleen
vooruit

Vannacht wil je zwijgen onder fluisterend gras
en je gedachten vlechten
in woorden die je nog niet hebt gezegd

Ademen wil je
ademen
ademen
en niet meer ademen

Wikkel je hoofd in poollucht
en beschilder je armen met kolkend goud
want je bent water en vuur

Smelt
in de vloeiende lucht
en geef je over aan wilde rivieren

Je hebt niets nodig
alleen een kleurdoos vol glinsterende parels

Borduur de hoeken van de wereld met slierten van glas
en verberg daarin je geheimen

Spring dan op de puinhopen van alles wat je wilt verliezen
en juich rennend voor je leven

En altijd maar dat toontje
die infantiele stemmen die ik wurgen wil

En altijd maar dat toontje
die infantiele stemmen die ik wurgen wil

Ik ben geen kind, mijn woorden zitten binnen
mijn stem zit klem, diep onder deze stolp

En altijd maar dat toontje
die infantiele stemmen die ik wurgen wil

En altijd maar dat toontje
die infantiele stemmen die ik wurgen wil

En altijd maar dat toontje
die infantiele stemmen die ik wurgen wil

Ik ben geen kind, mijn woorden zitten binnen
mijn stem zit klem, diep onder deze stolp

En altijd maar dat toontje
die infantiele stemmen die ik wurgen wil

En altijd maar dat toontje
die infantiele stemmen die ik wurgen wil

Ik ben geen kind, mijn woorden zitten binnen
mijn stem zit klem, diep onder deze stolp

Ik ben geen kind, mijn woorden zitten binnen
mijn stem zit klem

Ik ben geen kind, mijn woorden zitten binnen

En daarom zit ik hier
nu ik alle kleren in zakken heb gedaan
en niet weet van welke oprijlaan ik vertrokken ben

Het was die avond dat je er niet was
toen ik dacht dat het sneeuwde
en struikelde over witregels
in bundels vol wijsheid
en metersdiepe betekenis
met vergezichten, verlangens en kleurige regenbogen
die zomaar en op precies het juiste moment
de hemel overspanden

Het was de dag dat ik de schoenen op de kast zette
en vastliep
in bundels waarin alles was gezegd

En daarom zit ik hier
want ik zoek niet wat ik wil vinden
zoek spaties
waarin bouwlampen hangen
en zinnen die vloeien
naar een leven dat ik nog niet bewoon

De dertienavondkoning van het avondrood
roept alle eendagsvliegen op
om te komen zwemmen
in de achtbaan van de nachtelijke hemel
naar de zevensprong bij het zilveren meer
tot de dag aanbreekt

Maar als er tweedracht ontstaat
over de slechte eigenschappen
van de liefste en de mooiste en de snelste en de machtigste
en de wreedheid wreder wordt
en het verraad verraderlijker
lossen de partijen op in hun eigen vijandbeeld

Iedereen was er gewoon
Iedereen met oude herinneringen
aan liefde en de tijden
Iedereen die terugschrijft
en in de ochtend moedig is
Iedereen die de zon in de dag kleurt
die gedichten schrijft
en ze niet laat lezen
Iedereen met boodschappenlijstjes
voor de winkel van de oude moeder
Iedereen die zich vergist
een streep trekt, een afslag mist
Iedereen met een ziel
en gedachten
Iedereen die weet dat de kleuren goed blijven
in de was
Iedereen die de voordeur openzet
de wind binnenlaat
en grind strooit op het pad
Maar niemand bleef

Ik wist niet
dat je er zou zijn|
voor ik er was
aarzelend, verrast, zwijgend
stap ik in het licht

alleen
de geluiden omfloerst
flikkerend licht
adem
overgave

zo vredig
zo zonder stemmen

ik wist niet dat je
zo licht
in plassen viel

je toon, je geur, je tinteling
glasdun

ik adem stilte
en wacht
tot er niets meer is
om te denken
over de vraag
of je er morgen weer bent

Weet je nog hoe we de wereld bestormden
ongeremd
als door de zon gestoken
opgezweept door vlagen van ambitie
door liefde die nooit voorbij zou gaan

En we stroomden uit alle gaten
allemaal
ongericht
met hetzelfde doel
met gelijke tred
dolend in onze eigen dromen

Want we hielden van de hele wereld
van alle kleuren, de wijde verschieten,
de glinsterende rivieren

Alles was mogelijk
tot de weg
afboog
afliep
en we balanceerden op de rand van de afgrond
want er was nooit tijd om stil te staan

Ga maar
ik zal de beelden dragen
ik zal de woorden opslaan in de tijd

En als je gaat
zal ik de blikken vangen
van mensen die vertragen in de wind
van fietsers die jongleren met pakketten
van lopers die de bomen niet meer zien

Wie hier ontdekt, droomt, samenschoolt of struikelt
legt sporen in de mossen op het steen
blijft klinken rond de hoge watertoren
weerkaatsen in de oude achterstraat

Ga maar
je hoeft niets mee te nemen
wat is, wat was en wat zal zijn
blijft hier

Op mijn rug in het gras
dein ik mee op de oude geluiden
de geluiden van ooit
toen de jurkjes kort waren
de lange benen slootje sprongen
stoer waren
bouwwerken beklommen van huizen
waar mensen gelukkig zouden zijn
en hun kinderen alles wilden geven
maar niet wisten dat hun handen leegliepen

ik dein mee op de golven
van toen
toen ik zocht hoe ik paste
zocht hoe het moest
en niet uitkwam in de ruimte
waar ik zijn kon

met mijn ogen dicht zie ik de dagen
waarin ik genoeg had aan hem
die ik kwijt ben
die mij heeft verlaten voordat hij weg was

met mijn ogen dicht kijk ik naar hem
met wie ik altijd vond

mijn hoofd suist langs de jaren
soms schots dan scheef
steeds stuitend op blikken
die mij niet zien

als de wolken verstillen
zie ik mezelf
helder
heel
zonder hem

Met open ogen, zonder blinde mist
neemt zij de stap naar zeker onvermogen
verzamelt kracht voor het besloten pad
ordent de lasten vast over de jaren
en vult de tussenruimtes met geluk

De vreugde die ze meeneemt is van haar
net als de stille kracht van diep ervaren
Ze kan het aan, ze kan de zwaarte dragen
de warme lichte kern is onvermoeid
en houdt de losse delen bij elkaar

De stugge kluiten in de stroeve aarde
dreigen de lichte kleuren te verslaan
ze moet de kille spankracht nu doorbreken
zich worstelen naar waar ze thuis wil zijn
en onbelast, bevrijd, gewichtloos zweven

Kom nu
We zullen lange tochten maken
Grote stappen zetten
Laten we schaatsen over de dagen
Glijden over de diepste uren
En nooit stoppen voor drempels
We zullen de weg niet weten
Eindeloos in cirkels draaien
Geen kruimels strooien
Onze zakken niet vullen
En geen meters tellen
Kom nu, laten we gaan

Al zo lang ik leef zing ik
Al zo lang ik zing leef ik
Ik vind geen woorden
voor dit onzegbaar voelbare
dit onontvreemdbaar mijne

Het ontstaan van een sterke binding
is onheilspellend
Je kijkt naar de oorsprong
als naar een verzameling van steen en stem
als naar een vorm waarmee je beeld bedacht,
helder
en lang genoeg om te komen in de geur
van alles wat ongezegd blijft

Wring de regenwolken uit
Neem het gruis
Doe alles in de dingen
tot je proeft
de moed om te gaan
en het gemis dat je voortstuwt

Op een natte dag in mei sloegen de boten om
zat ik in de stille stroom
en keek
door de winterschemering
naar niemand die zag
dat de bijen verdwenen

Op de rand van de rivier scheurde het tapijt
voelde ik met stokken tot aan de pijn
en vergat te wijzen
De tegels bleven nat
de bladeren vergaten te dansen
de vogels gingen voordat het tijd was

En toen alles gloeide alsof het van vuur was
huilden alle mensen
woordeloos
want ze proefden
het stof in de dingen
en het tekort dat hen zou komen halen

Verblind in de lucht boven de stad
verbaasde lichte stemmen
klokkende lachjes

Ik maak me los
tot alleen klokken, omringd door stilte

In alle hoofden woorden
zinnen die van binnen klinken

Ik ben er niet
ik ben in de hoogte hierboven
in de verste verte daarbuiten

Er zijn geen woorden die vanzelf vloeien
van dak tot steeg,
van bloesem tot fluitende vogel

Patronen vallen niet samen
Graffiti schuren

De tijd, de tijd, hij dringt

Weg zijn de mensen met lege borden
Waar is de fietser met haast?
Er zijn alleen koude handen
snuffende neuzen

Ik wil niet vallen
niet naar waar ik begon
waar ik het koud had